Je staat me geregeld in de weg!
Ik vloek en tier tegen je.
Jij…. Jij…. Bedelaar!
Wat moet je in mijn huis.
Duizend keer heb ik je weggejaagd.
Naar buiten gegooid!
In je oude vodden jas.
Telkens sloop je weer,
In mijn gammel huis.
En volgde mij op den voet.
Wilde het karige eten
Van mij af snoepen.
Eiste van mij de wijn,
Die mij de heerlijkste dromen bracht.
Steeds sloop je met
je vodden jas achter mij aan.
Zelfs mijn slaapstede wilde je delen.
Scheer je weg !!! Schreeuwde ik
slaaf, bedelaar, je beheers mijn leven
in mijn tochtige huis.
ik deel het karige brood met jou
In je oude vodden jas.
En het armoedige leven.
geschreven 600 voor Chr.
Adriana